Als u de omgevingsvariabelen wilt bewerken, kunt u dit doen via het configuratiescherm of rechtstreeks in het Windows 7-register.
U kunt de omgevingsvariabelen aanpassen via het bedieningspaneel, de opdrachtprompt of via speciale programma's. Alle omgevingsvariabelen worden opgeslagen in het register. In plaats van door het dialoogvenster voor systeembeheer te gaan, kunt u de variabelen ook rechtstreeks in het register bewerken en daar nieuwe maken.
Toegang krijgen tot de omgevingsvariabelen via het register
Ga als volgt te werk om de reeds gedefinieerde omgevingsvariabelen weer te geven of te wijzigen:
- Klik op START - ALLE PROGRAMMA'S - ACCESSOIRES - UITVOEREN of druk op + om het dialoogvenster UITVOEREN… weer te geven.
- Typ de tekst REGEDIT in het veld OPEN en klik op de knop OK.
- De door de gebruiker gedefinieerde omgevingsvariabelen zijn te vinden in de sleutel HKEY_CURRENT_USER \ Environment.
- De systeemomgevingsvariabelen in de sleutel HKEY_LOCAL_MACHINE \ SYSTEM \ CurrentControlSet \ Control \
Sessiebeheer \ Omgeving. - Om daar een nieuwe omgevingsvariabele aan te maken, klikt u met de rechtermuisknop in het rechterdeel van het venster en selecteert u NIEUW - STRING.
- Wijs een naam toe aan de omgevingsvariabele, dubbelklik erop en wijs een waarde toe aan de omgevingsvariabele.