Als een apparaat niet werkt in uw systeem, moet u het eerst opzoeken in Apparaatbeheer. Bij een fout signaleert de apparaatbeheerder hardwarefouten met de volgende symbolen: Gele cirkel met uitroepteken, vraagteken of een X.
Als uw hardware niet goed werkt, moet u eerst naar Apparaatbeheer kijken. In apparaatbeheer krijg je snel een overzicht van de geïnstalleerde hardware, de gebruikte stuurprogramma's en de toegewezen middelen. Dit maakt de apparaatbeheerder ideaal voor probleemoplossing en analyse.
Let op de foutmeldingen in apparaatbeheer
Wanneer een apparaat niet goed werkt in Windows, zie je in Apparaatbeheer meestal een uitroepteken in een gele cirkel naast dat apparaat. Als u nu dubbelklikt op de vermelding voor het apparaat, wordt een dialoogvenster weergegeven en worden de door de apparaatbeheerder gedetecteerde fouten weergegeven.
- Start Apparaatbeheer door te dubbelklikken op SYSTEEM in het configuratiescherm. U kunt ook op de toetsencombinatie + drukken en op HARDWARE en DEVICE MANAGER klikken.
- Apparaten waarvoor Windows geen geschikte driver heeft of die defect zijn, zijn gemarkeerd met een geel uitroepteken. Gedeactiveerde apparaten zijn gemarkeerd met een rode X.
- Gebruik het contextmenu (rechtermuisknop) van een apparaat om het stuurprogramma bij te werken, het apparaat te deactiveren of het te verwijderen.
- Als u de optie EIGENSCHAPPEN oproept, krijgt u gedetailleerde informatie over de gebruikte driverversie, de datum van de driver en de digitale handtekening. U kunt hier ook het stuurprogramma bijwerken, terugkeren naar de nieuwste stuurprogrammaversie en het stuurprogramma verwijderen.