Toegang krijgen tot individuele cijfers
Wilt u de afzonderlijke cijfers van een nummer adresseren. Dan kunt u Excel-tekstfuncties gebruiken. Vervolgens kunt u getallen uit een Excel-tabel zo weergeven dat de afzonderlijke cijfers van een getal worden gescheiden door een opgegeven scheidingsteken. Het nummer 12345 wordt bijvoorbeeld het volgende nummer:
1-2-3-4-5
Deze taken los je op met een formule waarin verschillende tekstfuncties slim met elkaar zijn gecombineerd.
Als het weer te geven getal in cel A1 staat en het scheidingsteken een koppelteken moet zijn, ziet de formule er als volgt uit:
= DEEL (TEKST (A1; HERHALEN ("0-"; LENGTE (A1))); 1; LENGTE (A1) * 2-1)
Als je een ander scheidingsteken wilt gebruiken in plaats van het koppelteken, vervang dan het koppelteken in de formule die een argument is na de REPEAT-functie door het juiste teken, zoals de letter X. De formule ziet er dan als volgt uit:
= DEEL (TEKST (A1; HERHALEN ("0X"; LENGTE (A1))); 1; LENGTE (A1) * 2-1)
De volgende afbeelding toont het gebruik van de formule aan de hand van enkele voorbeelden:
De weergave van getallen in de beschreven vorm werkt tot het getal 9.999.999.999.999.990. Bij grotere getallen wordt de foutmelding #VALUE! uitgegeven.
Let op: De formule levert een tekst op als resultaat. U kunt dan geen verdere berekeningen uitvoeren.